Ons zorgbeleid

Zorg begint in de klas

De klasleerkracht is diegene die de dagdagelijkse zorg voor de kinderen op zich neemt. De juf of meester tracht elke leerling zo ver mogelijk te brengen in zijn groei. Hiertoe stemt de klasleerkracht zijn/haar aanpak voortdurend af op de behoeften van de kinderen. Enkele voorbeelden:

  • De juf of meester werkt aan een veilig en positief klasklimaat: elk kind moet zich goed voelen in de klas en terecht kunnen bij zijn juf of meester. Het opmerken van talenten is minstens even belangrijk als het observeren van tekorten.

  • De klasleerkracht benadert de theorie vanuit de praktijk: hij/zij werkt zoveel mogelijk vanuit de dagdagelijkse realiteit én de interesses van de kinderen.

  • De onderwijzer volgt élk kind maximaal op: elk kind kan rekenen op zijn/haarondersteuning, de toetsresultaten worden naast de vele andere observaties en evaluaties gelegd zodat de juf of meester een zo juist en volledig mogelijk beeld opbouwt.

  • Elke leerling is uniek. Daarom past de leerkracht zijn/haar oefeningen, activiteiten, begeleiding, tempo,… aan per vak en per leerling of groepje.


De zorgcoördinator en zorgleerkrachten ondersteunen

De zorgcoördinator en -leerkrachten beschikken over een brede expertise op het vlak van meervoudige intelligentie, hoogbegaafdheid, hoogsensitiviteit, AD(H)D, autisme, dyslexie, dyscalculie, dyspraxie, dysfasie, enz. Daarnaast brengen zij een rijk arsenaal van extra leermiddelen samen in de orthotheek. Zij beschikken dus over sterke troeven om de klasleerkracht te ondersteunen:

  • Ze denken mee met de leerkrachten over welke opdrachten, activiteiten, materialen of werkvormen in de klas gebruikt kunnen worden.

  • Ze geven extra ondersteuning aan leerlingen die het wat moeilijker hebben of aan hen die een extra uitdaging kunnen gebruiken.

  • Ze observeren in de klas op vraag van de leerkracht, omdat deze zijn/haar zienswijze wil toetsen of verrijken, of ze nemen de klas over zodat de leerkracht kan observeren.

  • Ze zorgen voor de nodige tools zodat leerkrachten efficiënt en effectief kunnen rapporteren en communiceren met ouders of externen.



De evolutie van kinderen opvolgen

Twee keer per jaar leggen onze leerlingen specifieke reken- en spellingtesten(CLB-LVS-testen) af. Deze testcyclus is een aanvulling op de gebruikelijke klastoetsen, en is bedoeld om hun evolutie doorheen de lagere school op te volgen. De zorgcoördinator en de klasleerkrachten bespreken na elke test de resultaten van de leerlingen. Ze kijken daarbij zowel naar de sterke kanten als naar de minder sterke kanten. Waar nodig sturen wij onze ondersteuning bij om kinderen beter vooruit te helpen. Dat kan bijvoorbeeld door:

  • Extra hulpmiddelen te gebruiken (bvb een timerklokje voor kinderen die het moeilijk hebben met plannen en doorwerken, of een koptelefoon voor wie even in alle rust wil werken)

  • Extra te stimuleren (bvb successen nog eens extra in de verf te zetten)

  • Extra individuele leerhulp aan te bieden (bvb specifiek oefenen op automatisering, snelheid van uitvoering, probleemherkenning, bepaalde denkstappen,…)

  • Bepaalde onderdelen van het leerprogramma te laten vallen

Dit gebeurt altijd na overleg met de ouders.


Multidisciplinair overleg in het zorgteam

Soms leiden onze maatregelen niet tot het verwachte resultaat. In dat geval roept de zorgcoördinator het zorgteam samen. De directeur (soms) en de klasleerkracht nemen altijd deel aan dit overleg. Ook de ouders, de CLB-medewerkster en eventuele externe begeleiders worden uitgenodigd. De leerkracht bewegingsopvoeding geeft vooraf zijn input.

Zo’n vergadering (steeds op donderdag) vertrekt bijna altijd vanuit een concrete zorgvraag. Die komt ofwel van een zorgcoördinator, een leerkracht, of van de ouders. Als er maatregelen worden geformuleerd om de leerling, de klas of de leerkracht vooruit te helpen wordt dit gedocumenteerd in ons intern online opvolgingssysteem. De resultaten van dit ‘handelingsplan’ worden na een afgesproken periode geëvalueerd.

De zorgvraag kan zich op cognitief of op sociaal-emotioneel vlak situeren. In het eerste geval bekijken wij hoe wij onze aanpak nog verder kunnen afstemmen op de behoeften van het kind. In het andere geval analyseren we samen de observaties van de zorgcoördinator of het CLB, en evalueren we of externe begeleiding (logopedie, kinesitherapie, revalidatiecentrum, psycholoog,..) nuttig en aangewezen is.